In het verlengde van het werken met leem heb je de rocket-stoves. Dat zijn een type massakachels zoals je ook de leem-, speksteen en tegelkachels hebt. Er wordt met een binnen- en buitenmantel gewerkt. De binnenmantel wordt opgebouwd uit vuurvaste stenen die in een verband met aangepaste mortel worden uitgewerkt. Achter de stookkamer bevindt zich een poort, die uitgeeft op een zogenoemde ‘heat-riser’, in feite een inwendige schouw. Die is volgens bepaalde dimensies uitgewerkt en zorgt voor een echt aanzuigeffect van de vlammen die ontstaan. Dit effect vertaalt zich in het typische geronk, het rocket-effect en zorgt voor de opbouw van zeer hoge temperaturen.
Rond de kern komt er een buitenmantel die in een vorm naar keuze kan worden uitgewerkt, met ongebakken hardgeperste leemstenen en leem als mortel. Het geheel wordt aangevuld met gietijzeren onderdelen: de deur, inspectieluikjes en inwendige schuif- of draaikleppen. De buitenmantel kan worden afgewerkt in een leemtechniek naar keuze, en kan dus ook perfect worden geïntegreerd in een geleemde woning.
De rocket-stove hanteert drie principes die je ook bij de andere massakachels terugvindt:
- het tegenstroomprincipe: de hete lucht wordt door de manier van opbouwen een aantal keren gedwongen een bepaald parcours te volgen vooraleer de warmte via de schouw verdwijnt.
- de massakachel: een gemiddeld basismodel weegt gauw een 4 à 5 ton na het metsen, en deze massa zorgt voor een geleidelijke afgifte van de geproduceerde warmte. Zo houden goed opgestookte kachels na eenmaal branden vele uren de warmte vast om die zacht af te geven aan de ruimte waarin ze staan. Het beste wordt gewerkt met licht hout (wilg, populier, berk,…) waardoor er een minkost ontstaat bij het voorzien in brandhout.
- een volledige verbranding: het is de bedoeling de massa hout snel op te branden zodat het klassiek ‘smoren’ van een houtkachel hier niet langer van tel is. Zo halen de rookgassen voldoende hoge temperaturen om volledig te kunnen opbranden. Dit vertaalt zich in veel minder houtasse die achterblijft na het stoken, en het draagt bij aan een beter milieu omdat niet langer onvolledig verbrande deeltjes (C0, C02, NOx’en) in onze atmosfeer worden geblazen.